
Geurend als een aap door Bukit Lawang
- Brother Louis
Bijzondere dingen worden vaak vindbaar en toegankelijk gemaakt. Zo kennen we de Omfietswijngids als bron voor het vinden van het betere vergiste druivensap en de Guide Michelin met adresjes voor een bovengemiddelde Hedonistische maaltijd.
Als je iets hebt dat andere mensen graag willen zien, dan zorg je er dus voor dat je er makkelijk kunt komen. De kans dat iemand er dan ook naartoe gaat wordt dan immers groter.
Bumpy Bukit Lawang
Tijdens onze taxirit van Medan Airport naar Bukit Lawang kwamen we er achter dat dat niet voor alle bijzondere dingen geldt. Bukit Lawang is namelijk de toegangspoort tot Gunung Leuser National Park, en één van de twee plekken op de wereld waar je orang oetans nog in het wild kunt zien. De andere locatie is hier "even verderop" op Borneo.
Toegankelijk kun je Bukit Lawang allerminst noemen. De 109 kilometer lange rit, vergelijkbaar met een ritje Den Haag naar Amsterdam en weer terug, duurde bijna vier uur. Volgens de taxichauffeur lopen er twee wegen van Medan naar Bukit Lawang; een slechte en een hele slechte.
De route werd gesierd door diepe kuilen die niet zouden misstaan als badje in een babykamer, delen waar een hongerig asfaltmonster links en rechts stukken weg had opgepeuzeld en kilometers die nooit een asfaltwagen te zien hadden gekregen. Zelfs locals begrijpen de situatie niet, aangezien een bezoek aan het park een directe vorm van sponsoring van de belastingkist is en er dus genoeg geld in het laatje komt om een knap stuk asfalt uit te rollen.
Orang oetans in Gunung Leuser National Park
Na wat nachtelijk oponthoud door een kudde apen op het dak van onze kamer in het creatief bedachte Orangutan Hotel, gingen we op pad met de gidsen Angela en Ari. De tocht zou uitgesmeerd worden over drie dagen met twee overnachtingen in het park, temidden van allerlei soorten apen, hagedissen en andersoortige flora en fauna dat tropisch regenwoud als habitat heeft.
Al snel kwamen we allerlei soorten apen tegen zoals makaken, Thomas monkeys, en Gibbons. Na een aantal uren lopen splitsten Angela en Ari zich op. De eerste sporen van de aanwezigheid van orang oetans waren gespot.
Niet veel later werden we een smal dichtbegroeid pad in het regenwoud in geleid. Met de wijsvinger voor de mond wees Angela met zijn vinger omhoog naar een groot nest in een boom even verderop.
Over de rand zagen we de contouren van een jonge orang oetan en zijn moeder. Als bonus zat hoog in een boom 30 meter verderop ook nog een mannetjes orang oetan. Deze mensapen leven blijkbaar normaliter solitair en komen alleen samen om te paren.
De mannelijke orang oetan viste volgens Angela alleen achter het paringsnet. Vanwege de leeftijd van de jonge orang oetan zou moeder aap het moederschap op dit moment verkiezen boven een paar minuten doggy-style.
Het jong kwam zelfs even het nest uit en slingerde wat in de rondte op een meter of 15 boven de grond. Erg indrukwekkend om deze apen die voor 97% gelijk zijn aan jou en mij in het wild te zien. Soms heb ik overigens de indruk dat niet ieder mens de 3% verschil haalt, maar dat terzijde.
Een aantal uren later was het weer raak. Een aantal grote orang oetans hielden zich op bij een open plek. Een plek waar meer jungle bezoekers op af waren gekomen. Blijkbaar was dit een plek waarvan orang oetans wisten dat er bezoekers langs zouden komen. Alsof je op de thee komt bij mensen thuis zaten ze namelijk klaar, klaar om gevoerd te worden.
De uitleg van Angela hierbij was dat zonder de dieren te voeren, ze agressief zouden worden. Maar ja, zou dat nou juist niet het normale gedrag kunnen zijn van een wilde orang oetan. En moesten we ze dan misschien maar niet bezoeken zodat ze in alle rust weer stevig konden paren zodat de populatie weer wat uitbreid in plaats van met uitsterven bedreigd te worden.
Regen in de rimboe
Na de zoo-sessie en een aantal heuvels op klauteren en af glibberen, bereikten we base camp 1 voor de eerste nacht van onze oerwoudtocht. Het kamp bestond uit een aantal tenten gemaakt van een bamboe constructie met daar overheen zwart dik plastic.
In het kamp werden we verwelkomd door Mady, de kok die voor ons vier gerechten in een handomdraai met een wok op een houtskoolvuurtje maakte. De gerechten werden opgediend op een grote bamboemat in de rivierbedding met kaarsen om de boel wat te verlichten in de inmiddels donker geworden jungle van Sumatra.
Nog voor de maaltijd de bodem van onze magen had bereikte kwamen we er achter waarom regenwoud regenwoud heet. De hemel boven ons brak open en we vluchtten met borden en bakjes een tent in. En na wat black magic entertainment van de jungle crew vielen we in slaap omringd door kuddes apen, slangen en ander gespuis.
Glibberen naar base camp 2
De volgende dag zag er vrijwel hetzelfde uit als de dag ervoor. Met als verschil dat we vrijwel geen enkel dier meer te zien kregen. Hadden we wellicht een memo gemist? De meest dierlijke types van het hele regenwoud waren we inmiddels trouwens zelf. Met een kuub modder verspreid over onze ledematen en kleding en een lichaamsgeur waar een beetje baviaan jaloers op zou kunnen worden, kwamen we aan in base camp 2. Een duik in het verfrissende rivierwater hielp wat voor het idee.
Dag drie bestond uit het onszelf laten afdrijven op een vlot van vier opgeblazen en aan elkaar geknoopte autobanden. Doorweekt kwamen we driekwartier later aan in Bukit Lawang waar een goede warme douche weer enigszins toonbaar volk van ons maakte. Toonbaar genoeg om de volgende morgen in een taxi met drie medereizigers te mogen stappen richting Lake Toba in elk geval.